Aan de kust mengt het zoete rivierwater zich met het zoute water van de Noordzee. Eerst wordt het water brak, maar naarmate de rivieren dichter bij de zee komen, wordt het almaar zouter. Zoetwaterorganismen, van eencellige algen tot grote vissen, kunnen hier niet tegen en sterven. Het lijkt een ramp, maar deze overdaad vormt de basis onder het rijke dierenleven in het estuarium van onze grote rivieren. Wormen en schelpdieren filteren dit voedsel uit het water en vormen op hun beurt weer een aantrekkelijke prooi voor talloze steltlopers en vissen.

Zalm, paling en steur

Niet alle vissen sterven op de overgang van zout naar zoet. Jonge zalmen en rivierprikken worden geboren in de rivier en trekken naar verloop van tijd naar zee om daar verder op te groeien. Jonge paling wordt geboren in de Sargassozee en bereikt met hulp van de golfstroom onze kust en trekt via de rivieren landinwaarts om daar op te groeien. De volwassen paling trekt weer via het estuarium naar de Sargassozee om zich voort te planten.

Trekvissen als paling, zalm en steur hebben een natuurlijke overgang van zoet naar zout water nodig om te acclimatiseren. Als de volwassen dieren vanuit de Noordzee naar hun paaigronden in de grote rivieren trekken, dan zwemmen ze niet in een keer door, maar houden een tijdje pauze in de brakke zone tussen Noordzee en Rijn of Maas. Hierdoor krijgt hun lichaam de kans om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden.