Eikenverjonging onder bescherming van sleedoornstruweel
Verjonging van eiken in het bos komt bijna niet voor. Eikels die in het bos vallen kiemen wel, maar krijgen door lichtgebrek geen kans om uit te groeien. Buiten het bos zijn de lichtomstandigheden wél gunstig, maar hoe komen ze daar? Eikenzaden zijn immers zwaar, maar ook rijk aan voedsel! Vlaamse gaaien verzamelen ze en brengen ze buiten het bos. Daar timmert de gaai ze bij herkenningspunten als een pol gras of de voet van een struikje, met de snavel de grond in. Een gedeelte gebruiken de dieren ‘s winters als reservevoedsel. Een ander deel voeren ze in het voorjaar, na de kieming, aan hun jongen. En de rest krijgt de kans te ontkiemen.
Grote grazers vormen in principe een bedreiging voor deze jonge eikjes. Maar gaaien drukken de eikels liefst in de buurt van bomen of struiken in de grond. Veel eiken ontkiemen dus in de beschutting van andere struiken, waarvan sommige doorns hebben. Hier zijn de jonge planten veilig voor de grazers. De jonge eik groeit binnen het struweel met de struik mee tot de eik zo hoog geworden is, of het struweel zo breed, dat de takken en bladeren van de eik buiten bereik van de grazers komen. Dan groeit de boom vrij uit en kan het bos zich verder ontwikkelen.