Langs levende rivieren strekten zich van oorsprong eindeloze bossen uit. Voor het gebruik van de vruchtbare rivieroevers als landbouwgrond werden deze bossen gekapt.

Door toeval zijn vanaf de Tweede Wereldoorlog weer ooibossen gaan groeien in verlaten kleiputten. Zo kon Nederland opnieuw kennismaken met de ongelooflijke rijkdom van het bos aan de rivier.

Ooibossen bestaan voor het grootste deel uit zwarte populieren en schietwilgen. Deze bomen kiemen op kale natte klei of zandplaten. Na het kiemen gebeurt er iets fantastisch: iedere wilg groeit een meter, soms wel twee meter per jaar. In twintig jaar tijd staat er dan ook een groots ooibos. Er is geen ander bostype in Europa dat zo snel groeit!

Natte voeten, droge voeten

De wilgen en populieren hebben het niet gemakkelijk langs de rivier. De rivier overstroomt de bomen geregeld en ze moeten meters water en extreme droogte kunnen verdragen. Tijdens hoog water zorgen ooibossen er voor dat de golfslag vermindert: daardoor hebben de dijken minder te verduren. Op de bomen groeien verschillende soorten mossen die afhankelijk zijn van overstroming. De ondergroei van de ooibossen wisselt van ruige brandnetelvlaktes tot moerassige vegetaties met gele lissen en watermunt.

Op de hoge oeverwallen groeit een ander type ooibos, het zogenaamde hardhoutooibos met eiken, iepen en zoete kers die begroeid zijn met lianen van bosrank. Dit drogere ooibos heeft een rijke flora met ondere andere bolgewasjes en zeldzame planten zoals besanjelier en slangenlook.  

Vogelweelde in het ooibos

Ooibossen zijn rijk aan vogels. In de jonge bossen zingen ongekend hoge aantallen fitissen die, als het bos ouder wordt, opgevolgd worden door grote aantallen tjiftjaffen. Waar het jonge bos wat opener is zingen blauwborsten en soms hangen de nesten van buidelmezen in vrijstaande bomen. Hoe ouder het bos, hoe gevarieerder de vogelwereld. Nachtegalen broeden in de ondergroei, wielewalen in de kroonlaag en boomklevers en spechten gebruiken vermolmd hout voor hun nestholtes. Als het bos een jaar of twintig oud is kunnen grote roofvogels als havik, buizerd en zelfs wespendief in de bomen terecht. In rustige bossen broeden kolonievogels als aalscholvers en blauwe Reigers en sinds kort maken ook lepelaars gebruik van de ooibossen.

Zelf het bos in

Wie zelf ooibossen wil bezoeken kan terecht in veel terreinen langs de rivier. Mooie voorbeelden zijn de bossen in Koningssteen, de Millingerwaard en bij Slot Loevestein.