Grasland wordt nog altijd zó intensief begraasd en gehooid, dat er geen jonge struiken of bomen kunnen groeien. In bossen staat de houtproductie juist centraal. Ook de grote grazers in deze twee werelden zijn gescheiden: huisvee op de graslanden, en reeën, herten of zwijnen in de bossen. Toch zijn bos en grasland van nature onafscheidelijk en vrij rondtrekkende grazers spelen daarin een belangrijke rol. In feite zijn natuurlijke begrazing, bosvorming en de processen die het bos weer afbreken, de allesoverheersende processen in de ontwikkeling van het Europese natuurlandschap.
Natuurlijke grote grazers hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het landschap. Grazend, knabbelend, schillend, mestend en rondtrekkend door het gebied, zorgen ze voor een afwisselende, rijke begroeiing die een mozaïek vormt van bos en struikgewas, ruigte en grasland. Daarmee vervaagt de harde scheidslijn tussen grasland en bos. De nieuw ontstane begroeiing biedt onderdak aan veel soorten vogels, insecten en kleine zoogdieren.