Veel natuur in Nederland wordt begraasd en dan denken we meteen aan schapen, runderen, paarden, herten, wilde zwijnen of zelfs wisenten of waterbuffels. Maar in het water huist nog een grazer en wel een die een enorme invloed heeft op het landschap en de natuur in en om het water: de bever! Dit artikel in de serie over natuurlijke begrazing in Nederland gaat over bevers en hun invloed op het landschap.
Ondiepe stromen worden door bevers afgedamd, zodat ze veilig naar bomen en struiken kunnen zwemmen om deze om te knagen. De bast wordt opgegeten en de rest benut als bouwhout voor beverdammen en -burchten. Achter de dam ontstaat een bevermeer met een beverburcht veilig in het midden. De beek stroomt aan de ene kant het meertje in. Aan de andere kant sijpelt het water diffuus door, over en langs de dam verder.
Bever als wateringenieur
Zolang als er voldoende voedsel is, groeit de dam en wordt deze door de bevers constant onderhouden om doorbraak of al te veel waterverlies te voorkomen. Telkens als de beek ergens een nieuwe loop dreigt te maken, wordt deze afgedamd. De beek wordt zo gedwongen om in de breedte te stromen. Ze verliest haar snelheid en daarmee haar sediment. Klei, zand en organisch materiaal, zoals takjes, blaadjes en dergelijke dwarrelen in het meer naar beneden. Het bevermeer vult zich langzaam en egaal op. Na verloop van tijd raakt het eten en bouwhout voor de bevers in en rond het meertje op. Ze moeten dan te ver lopen; een gevaarlijke tocht als er ook wolven of andere voor bevers gevaarlijke roofdieren rondlopen.
De familie verlaat het meer en verhuist een stukje stroomop- of -afwaarts. De oude dam breekt zonder onderhoud al snel door en het meertje stroomt leeg. De bodem valt droog en er ontstaat een geheel nieuwe beekloop op de slikvlakte. Tal van grassen, zeggesoorten en andere moerasplanten kiemen op het voedselrijke slik. Dit oefent een grote aantrekkingskracht uit op de vele overige grazers in het landschap, die de overgang van grasland naar bos afremmen, maar niet stoppen. Op den duur is het opnieuw bos en dus geschikt voor de beverfamilie om terug te keren, waarna de cyclus zich herhaalt. Bevers weten dit en markeren een territorium dat alle stadia van deze cyclus omvat, zodat er altijd een geschikte nieuwe verhuisplek beschikbaar is.
In eerste instantie is dit een lijnvormig proces, met alle stadia netjes op een rij achter elkaar in het beekdal. Maar naarmate er vaker een nieuwe loop afgedamd moet worden, ontstaat er meer en meer een tweedimensionaal doolhof van dammen, meertjes, moerassen en stroompjes. Doordat bevermeren veel sediment invangen wordt het beekdal steeds vlakker en ontstaan er dus gemakkelijker zijstroompjes of kiest de beek na het vertrek van de bevers een geheel nieuwe loop. Het eindresultaat is een moerassig en vlak beekdal met een enorme verscheidenheid en afwisseling aan biotopen. En veel ruimte voor waterberging in tijden van hoogwater, waardoor een regenbui niet razendsnel naar beneden stroomt, maar in de dalvlakte in de breedte geborgen wordt en langzaam weg stroomt.
Sleutelrol langs beken en rivieren
Bevermeertjes zijn boordevol leven. Amfibieën vinden er een geschikte plek om zich voort te planten, net als libellen en tal van andere soorten. Voor vissen biedt het meertje een geschikt leefgebied. Voor trekvissen is een beverdam geen echte barrière en de voedselrijkdom in het meertje vormt een goed opgroeigebied voor de jonge trekvis. Niet voor niets worden zwarte ooievaars in de Belgische Ardennen door de bevermeertjes aangetrokken. Ook ringslangen vinden er alles wat ze nodig hebben. Voedsel zat en de stapels dood plantenmateriaal op de vloedlijn afgezet na hoogwater vormen een prachtig natuurlijk biotoop om eieren in af te zetten. Ook andere soorten, zoals neushoornkevers, weten dit te waarderen.
Drooggevallen meertjes laten een keur aan moerasplanten zien. Door de opgevulde platte dalvlaktes worden hoogwatergolfjes in de breedte opgevangen en duurt het lang voordat de grond weer echt droog is. De vele grazers die op deze weelderige vegetatie af komen, laten in de modder diepe pootafdrukken achter, die zich na een bui of hoogwater vullen met water en zo bijdragen aan een kletsnatte dalbodem. Doordat grazers de jonge boompjes en struiken in het grasland kort houden, blijft dit bloemrijke grasland langdurig geschikt voor insecten, die daardoor de tijd krijgen om flinke populaties op te bouwen.
EERDER VERSCHEEN IN DEZE SERIE:
- Welke rassen horen bij natuurlijke begrazing?
- Welke soorten passen bij natuurlijke begrazing?
- Rondtrekkende grazers
- Grazers en publiek
- Som der soorten
- Hoeveel grazers passen er in een natuurgebied?
- Voortplanting als motor voor rijke natuur
- Hoe de winter door bos en ruigte (g)raast
ARK Natuurontwikkeling zet zich in voor het terugbrengen van natuurlijke processen waarvan natuurlijke begrazing er één is. Grote grazers zorgen voor een afwisselend landschap waar allerlei planten- en diersoorten floreren. Door herintroductie van inheemse, grote planteneters als wisenten, paarden, runderen en edelherten werkt ARK aan het terugbrengen van natuurlijke variatie in landschappen: graslanden, struwelen, bossen en alle overgangen daartussen. In deze serie over natuurlijke begrazing laten we zien waar het om draait bij natuurlijke begrazing, en bij de explosie van leven die ermee samenhangt.